Mens-middel-milieu
Wanneer is het gebruik van
alcohol of andere drugs problematisch?
Hoe komt het dat de ene persoon problemen krijgt met alcohol- of
ander druggebruik, en de andere niet?
Waarom wordt iemand verslaafd?
Problematisch gebruik: meer dan verslaving
Verslaving, misbruik, alcoholisme en afhankelijkheid: er zijn tal
van termen voor problematisch alcohol- of ander druggebruik. Deze
termen leggen de nadruk op de lichamelijke en psychische problemen
die voortvloeien uit het gebruik van alcohol en andere drugs. Het
stereotiepe beeld van de alcoholicus of junkie is hier niet ver
weg.
Een brede definitie in de werkcontext
Voor de werkcontext is een brede
definiëring aangewezen. Heel wat problemen door alcohol of andere
drugs zijn niet het gevolg van chronisch gebruik, maar van
occasioneel overmatig gebruik: 'één keer te veel' op het verkeerde
moment. Na de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie bijvoorbeeld.
Daarom genieten de termen probleemgebruik en problematisch gebruik
de voorkeur. Deze termen verwijzen zowel naar de gevolgen van
occasioneel overmatig gebruik, als naar de impact van chronisch
gebruik, en dit niet alleen voor de gebruiker zelf maar ook voor
zijn omgeving.
Wanneer is er een probleem? Het MMM-model
In de literatuur vinden we
verschillende (verklarings)modellen die ontstaansfactoren
beschrijven. Deze belichten telkens een specifiek geheel van
beïnvloedende factoren.
Zo zijn er de medisch-psychiatrische
modellen, historisch gezien de eerste verklaringsmodellen.
Afhankelijkheid of problematisch gebruik wordt hierbij bestempeld
als een 'ziekte' die kan behandeld worden. De gedragsmatige
verklaringsmodellen stellen dan weer de (complexe) interactie
tussen het individu en zijn omgeving centraal. Meer recent werd de
nadruk gelegd op biologische en genetische factoren die aan de
basis liggen van problematisch gebruik. Zij worden gegroepeerd in
de biologisch-genetische verklaringsmodellen.
Deze modellen geven elk op zich een
juiste analyse van bepaalde oorzaken van gebruik of misbruik. Maar
ze bieden slechts gedeeltelijk een verklaring voor een veel
complexer probleem.
De alcohol- en drugsector maakt al
jarenlang gebruik van een multifactorieel verklaringsmodel: het
MMM-model. De mate waarin het gebruik van alcohol en andere drugs
problematisch is, wordt hierbij bepaald door een combinatie van
factoren ondergebracht in drie groepen:
De drie groepen van factoren staan in
interactie met elkaar en bepalen of mensen al dan niet middelen
(problematisch) gaan gebruiken. Het MMM-model brengt dus alle
ontstaansfactoren samen en stelt dat élke factor, individueel of in
wisselwerking met elkaar, direct of indirect, kan leiden tot
(problematisch) middelengebruik.
Welke factoren spelen een rol?
-
Contextuele, culturele en
omgevingsfactoren, zoals wetten en regels, socio-economische
factoren, media, beschikbaarheid van alcohol
-
Psychosociale factoren, zoals
attitudes en persoonlijkheid
-
Interpersoonlijke factoren,
bijvoorbeeld relaties binnen de familie of subcultuur
-
Biogenetische factoren, bijvoorbeeld
genetisch bepaalde kwetsbaarheid
-
Bij het MMM-model ligt de klemtoon op
de complexe interactie tussen alle
factoren.
Voorbeeld
Werknemer Thomas (Mens) drinkt vijf glazen alcohol (Middel): bij
het avondeten en voor de tv (Milieu: thuis).
-
Wanneer Thomas dat slechts af en toe
doet, is er niet onmiddellijk een probleem.
-
Wanneer Thomas van wacht is en dus
kan opgeroepen worden, is er wel een probleem. Niet onmiddellijk
een gezondheidsprobleem (voor zover Thomas dit occasioneel doet),
wel problemen op een ander vlak. Er zijn immers gevolgen in het
verkeer (overschrijding 0,5 promille) en voor het werk (onder
invloed op het werk).
De rol van de werkcontext
"Alcohol- en
andere drugproblemen ontstaan thuis en mensen nemen hun
privéproblemen mee naar hun werk." Juist? Niet altijd. Ook
de werkcontext (het milieu uit MMM) speelt een rol bij het ontstaan
van probleemgebruik, en dan vooral van problematisch
alcoholgebruik. Zowel het alcoholklimaat van een organisatie als
jobinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en
arbeidsverhoudingen kunnen leiden tot problematisch gebruik door
werknemers.
Ook hier is er geen eenduidig antwoord
op de vraag waarom de ene werknemer wel drinkt of gebruikt en de
andere niet, en waarom de ene werknemer wel problemen met dit
gebruik krijgt en de andere niet.
Onderliggende mechanismen zoals persoonlijkheidskenmerken en de
mate waarin iemand sociale steun ervaart, blijken een belangrijke
rol te spelen. In het kader van een alcohol- en drugbeleid is
aandacht voor werkgebonden factoren aangewezen. Het zijn factoren
die je met beleidsmaatregelen kan beïnvloeden. Daardoor is
preventie van problematisch gebruik een gedeelde
verantwoordelijkheid van werknemer én werkgever.
- Het alcoholklimaat van een organisatie
Het alcoholklimaat in een organisatie heeft een rechtstreekse
invloed op het drinkgedrag van werknemers. Het alcoholklimaat is in
elke organisatie anders en wordt bepaald door:
-
de beschikbaarheid van alcohol. In
het algemeen neemt men aan dat drinken op het werk toeneemt wanneer
de beschikbaarheid hoger is. Voorbeeldgedrag heeft een sterke
invloed op alcoholconsumptie, voornamelijk wanneer een individu
blootgesteld is aan een zwaar drinkend voorbeeld. Matig drinkende
voorbeelden doen het drinkgedrag verminderen, eerder nog dan een
werknemer die niet drinkt.
-
de sociale drinknormen (verwachtingen
en impliciete regels over drinken): drinkt men of niet, hoeveel,
wanneer en met wie. Of ook: men moet drinken om erbij te
horen.
-
de sociale controle inzake alcohol op
het werk. Formele verbodsbepalingen bijvoorbeeld, maar ook
informele goed- of afkeuring van drinkgedrag.
Een positief alcoholklimaat doet het
feitelijke gebruik op het werk toenemen. Een dergelijk positief
klimaat uit zich onder meer in:
-
frequente gelegenheden waarop
werknemers en leidinggevenden drinken (recepties, verjaardagen, een
wekelijkse of maandelijkse borrel);
-
de effectieve, gemakkelijke
beschikbaarheid van alcohol op het werk;
-
de tolerante houding van
leidinggevenden en collega's.
-
Stress en
probleemgebruik
Mensen kunnen drinken of gebruiken om
stress te vermijden of om ermee om te gaan. Hun gebruik is dan een
stressreactie op eigenschappen van de werkomgeving. De kans op
problematisch alcohol- of druggebruik verhoogt als mensen weinig
controle hebben op:
-
Jobinhoud
De kans op problematisch gebruik is groter als mensen:
- niet tevreden zijn met wat ze elke dag doen in hun
job;
- weinig of geen ruimte hebben om hun jobinhoud te
bepalen.
-
Arbeidsomstandigheden
Vooral gevaarlijke jobs zijn gelinkt aan (problematisch) gebruik.
Mensen gebruiken alcohol of andere drugs (bijvoorbeeld slaap- en
kalmeringsmiddelen) om met de spanning van dergelijke jobs om te
gaan of omwille van bestaande gewoonten. Anderzijds hebben
bijvoorbeeld excessieve drinkers minder kansen op de arbeidsmarkt.
Ze werken bovendien eerder in minder aantrekkelijke, veelal
gevaarlijke jobs.
-
Arbeidsvoorwaarden
Vooral instabiele arbeid en flexibele arbeidstijden zijn
risicovolle arbeidsvoorwaarden.
-
Arbeidsverhoudingen
De relatie tussen (problematisch) gebruik en arbeidsverhoudingen
situeert zich op twee niveaus:
- Leidinggevende - werknemer
De mate waarin de leidinggevende zijn werknemer(s) controleert is
een werkgerelateerde factor voor alcohol- en ander druggebruik.
Vooral (het gebrek aan) consequentie is doorslaggevend: veel of
weinig controle, controle van sommige werknemers, maar niet van
iedereen, geen systematische controle.
- Collega's onderling
Goede verhoudingen binnen de groep en tussen collega's onderling
vormen een buffer tegen problematisch gebruik. Dat geldt ook voor
democratisch georganiseerd en teamgericht werken.
En risicoberoepen?
Zogenaamde 'risicoberoepen' zijn een
cliché. Bij beroepen met relatief meer probleemgebruikers spelen
eerder een aantal steeds terugkerende kenmerken of risicofactoren
een rol, met name de mate van supervisie, sociale controle en de
beschikbaarheid van alcohol.
Meer en meer aandacht voor factoren in de werkcontext
De laatste jaren is er meer aandacht
voor de factoren in de werkcontext zelf die alcohol- of andere
drugproblemen veroorzaken. Dat is een positieve evolutie. Daarom
dient een preventief alcohol- en drugbeleid rekening te houden
met:
-
de werkomgeving (bijvoorbeeld
maatregelen inzake de beschikbaarheid);
-
de werkorganisatie (bijvoorbeeld
stressfactoren verminderen en geïsoleerde tewerkstelling
vermijden);
-
de arbeidsmiddelen (bijvoorbeeld
beveiliging op machines en voertuigen)
-
de arbeidsrelaties (voldoende
toezicht door de leiding, collegialiteit).
Dit geldt zowel op collectief
(voorlichtingscampagnes) als op individueel vlak (adequate
hulp).
© 2010 VAD